Wat is er nou mooier dan hardlopen over wandelpaden door de ruige wildernis? Na jaren om verschillende redenen niet aan een trailwedstrijd te hebben meegedaan, moest het er nu maar eens van komen. Zelfs Eeva voelde ervoor en dus stuurde ik een mailtje naar de organisatie van de Karhunkierros, want de officiële inschrijfperiode was al verlopen. Op Facebook waren kaartjes te krijgen van afhakers, was het antwoord, maar we konden ons ook rechtstreeks aanmelden: 99 euro voor de 31 km die Eeva wilde lopen en 119 euro voor de 51 km die ik van plan was.

Ondertussen waren we al onderweg om een week eerder het parcours te verkennen. We parkeerden bij het startpunt van de 31 km in Juuma, waar het cafeetje nog niet voor het zomerseizoen geopend was. Met een slechts ten dele gevulde maag en rugtasjes die we op onze bruiloft van Gert-Jan Wassink en zijn vrouw Veerle gekregen hadden, voorzien van flesjes met water dat onderweg al lauw was geworden, gingen we op pad. We beklommen steile heuvels en rotsen, vergaapten ons aan watervallen en aan de loop van de rivier in het filmische heuvellandschap. Bijna alle sneeuw was gesmolten en de route was grotendeels goed begaanbaar. Af en toe kwamen er lange zoldertrappen aan te pas, houten stellages waar af en toe een trede uit miste, die je tientallen meters hoger of lager brachten.
Na een kilometer of acht gaf Eeva aan dat ze het behoorlijk pittig vond. Of we niet de korte ronde konden nemen, van 12 kilometer. Maar dat was voor mij geen optie.
Af en toe pauzeerden we. Ik herinnerde Eeva eraan dat we weinig water hadden en nog een lange weg te gaan, toen ze haar gezicht koelde met water uit een flesje. Daar kreeg ik een boze blik voor terug.
Het landschap veranderde. Doordat de sneeuw nog maar net gesmolten was, was het veen moerasachtig. We sprongen van graspol naar graspol maar natte voeten waren niet te voorkomen.

Halverwege de route dronken we van een snelstromend beekje. Koud water dat smaakte naar mineralen en bos. Even verder liep het pad dood, maar met behulp van de wandelkaart die we bij ons hadden vonden we zonder problemen de weg terug. Juist bij dat hemels riviertje hadden we een bordje niet opgemerkt.
Een lange trap omhoog en spectaculaire vergezichten. Het was onvoorstelbaar hoe groen alles plotseling was, nauwelijks twee weken na de lange winter. Terwijl de route vorderde, veranderde het humeur van Eeva. Ze was moe en leeg, en dat was mijn schuld. Ze had duidelijk op tijd aangegeven dat 31 kilometer vandaag te lang was. Ik weet dat ik eigenlijk een nazi ben of een slavendrijver, of toch gewoon een slaaf van de ongezonde drang om altijd tot het uiterste te gaan. Ik moedig haar aan en noem haar stoer en sexy, maar als ze gaat wandelen schiet ik uit mijn slof. Wandelend zijn we nog uren onderweg, we zullen vergaan van de honger en dorst. Zo wordt ergens in de wildernis de vredigheid verstoord door twee mensen die naar elkaar schreeuwen. We haten elkaar en gaan scheiden zo gauw we terugkomen in de mensenwereld, áls we die tenminste levend bereiken.
We komen weer in beweging op het pad dat steeds moeilijker begaanbaar wordt. Als Eeva voor de derde keer valt over een steen en schreeuwt van de pijn, mag ik haar niet naderen. Ik ben een lul. Toch rent ze verder, over de vermoeidheid geen woord. In stilte bewonder ik haar om haar doorzettingsvermogen. Ik vergeet wel eens dat ik qua hardlopen voor mezelf vrij extreme normen heb, en dan denk ik bij mezelf dat zij lui is. Maar niets is minder waar.
Ook bij haar is de boosheid gezakt. Als we met nog zes kilometer te gaan een weg oversteken, stel ik voor om een taxi te bellen, maar dat doe ik op zo’n manier dat ik weet dat Eeva daar nooit mee zal instemmen.
Onderweg denk ik aan een van mijn eerste lange duurlopen, als student in mijn eerste paar hardloopschoenen. Ik liep met een groepje van vier of vijf doorgewinterde hardlopers, waaronder Paul Koorn, twee uur door de Kennemerduinen. Toen we terugkwamen bij de auto waren de stroopwafels zo hard bevroren, dat je er geen hap van kon nemen. Dát was het, zo moest het, keer na keer. Ik geloof dat die ervaring mij als hardloper heeft gevormd.

De Valtavaara, de laatste heuvel in de route, is het meest extreme wat ik semi-hardlopend heb gedaan. Semi omdat er van hardlopen vaak geen sprake is: ik trek mezelf aan touwen omhoog langs een steile route met losse stenen. Zoals vaker het geval is, blijkt iedere keer als je de top hebt bereikt, de echte top nog een heel eind verder en significant hoger te liggen. Zoals echter zelden het geval is, is die echte top alleen te bereiken door weer een stuk steil naar beneden en steil omhoog. Desondanks heeft Eeva haar vermoeidheid overwonnen en is ons huwelijk gered. We kunnen er zelfs om lachen hoe onze crises ontstaan door fysieke beproevingen, het moet iets met oeroude evolutionaire mechanismes te maken hebben.
Maar dan is het einde in zicht. Althans dat denken we. Er is nog een onvoorziene skiheuvel waar we tegenop moeten: Rukatunturi.
Het skidorp Ruka is uitgestorven. Gelukkig leeft de taxichauffeur nog en is er een bar waar we een ijsje kopen en een flesje Seven-up, maar het duurt tot laat op de avond voor we ergens bij een wegrestaurant een opgewarmd stokbroodje naar binnen werken.
Het antwoord van de organisatie over de inschrijving voor de trailwedstrijd een week later, had ik echter nog onbeantwoord gelaten. Ik maakte me enigszins zorgen om de veiligheid als ik op mijn hardst die zoldertrappen nam die ik nu voetje voor voetje afgedaald had. Maar dat was overkomelijk. Wat me meer tegenstond was al het gedoe dat erbij kijken kwam als je mee wilde doen. Zo zou worden gecontroleerd of je wel over de juiste equipement beschikte, waarvan de helft me overbodig leek of juist ontoereikend in geval van nood. Je moest zo-en-zoveel drank bij je hebben en dat mocht geen wodka zijn, en ook nog eens energierijke voeding met een bepaald aantal calorieën, terwijl zelfs magere types als ik genoeg vet hebben om duizend kilometer op te teren.
De twijfel steeg met de dag en we bleven de inschrijving uitstellen. De grootste vraag was wat nu eigenlijk de meerwaarde was van zo’n evenement, waar je in totaal honderden euro’s aan kwijt was, terwijl je op andere dagen lekker in je eentje of met je maatje zo hard of zo langzaam over die paden kon gaan als je wilde, uit riviertjes kon drinken en ruziemaken zonder dat iemand behalve de bosgeest Tapio er getuige van was. Zeg nooit nooit, maar voorlopig blijft hardlopen door de wildernis iets wat ik het liefst buiten wedstrijdverband doe. Voor mij dus nog even geen trail.
