Er is een verschil tussen de ochtend en de avond, dat kan je niet ontgaan, ook hier in het bos. Je merkt het aan alles, al staat de zon op dezelfde hoogte. De lichtval is anders, en dat zit ‘m vooral in de vierde of vijfde dimensie: het licht valt de dag binnen, en daarvoor zou het niet uitmaken als de zon voor de verandering eens in het westen opkwam in plaats van het oosten. Het licht valt de dag binnen en de wereld ontwaakt. Je hoort andere vogels dan in de avond, en al heb je geen benul van welke vogels het zijn, in je hoofd heb je die geluiden aan de ochtend gekoppeld. Maar stel nu dat de ochtend- en avondvogels eens zouden wisselen, dan nog zou je, misschien na een korte weifeling, de ochtend herkennen aan zijn geluid want net als het licht dat doet, breken de vogelgeluiden de dag binnen. Ze brengen vlekjes en streepjes aan op het lege nalatenschap van de nacht. De vroege ochtend zit hem in zoveel aspecten, dat je de vinger er niet op kunt leggen, je hebt er een hele hand voor nodig en wel een grote, een hand die de zon en de aarde kan afschermen en die iedereen de adem ontneemt. De ochtend is van optimisten. In de ochtend schiet de zon, tussen de zachtjes bewegende takken van de pijnboom door, als een kraal langs een draad die een spin in de struiken heeft gehangen. Het groen is feller, het wit witter en mocht je ooit heel verdrietig zijn, dan fleurt de ochtend je op, op een andere manier dan dat de avond je troost. Vandaag staat er haast geen wind, en dat versterkt het effect van de ochtend, omdat hij dan op zijn gemak bezit kan nemen van de wereld om ons heen in plaats van dat de deur door de wind wordt opengerukt en de ochtend, voor je er erg in hebt, al door een open raam vertrokken is. De bomen staan nagenoeg stil, de spar strekt zich uit, met de duimen omhoog en je weet dat alles wat groen is, tegen het eind van de dag een tikkeltje groter zal zijn, groter en voller. De knoppen in de rododendron zullen hun kiertjes net iets meer openen, er ontluikt een zachte, haast roze tint van het violetpalet. De roos die in de winter op haar doornen na kaal is geworden, ook die heeft langs haar stengel knoppen die alleen van dichtbij te ontdekken zijn, en dat alles zal een beetje groeien, het nieuwe blad zal zich ontplooien, de stengels zuigen vocht uit de grond om het aan te bieden aan de zon. De watermoleculen plukken koolstofdioxidemoleculen uit de lucht en in een proces dat we fotosynthese noemen ontstaan energie voor de plant en zuurstof om ons adem te verschaffen. Het zit allemaal zo ingenieus in elkaar, raadselachtig en vanzelfsprekend tegelijk, dat de mensen die zich er zich het meest over verwonderen zich wetenschappers noemen, in de wetenschap dat het wonder nooit helemaal zal worden opgelost. Maar ho, je wordt wakker uit je ochtenddutje en je roept me, en dat is misschien maar het beste ook want dan kunnen we ons aan een nieuw wonder wagen.
Onderdeel van het essay Het is lente in je vadertaal.