Ergens op de rand van de wereld die begrensd wordt door de mist boven de sneeuw trippelt een vos door het veld. Zonder op of om te kijken steekt hij de weg over en verdwijnt in het bosrandje dat even verderop oplost in het witte niets. De wereld van de vos ligt altijd voor hem, een vleugje levend dit of dat, iets wat hem hongerig maakt en hem in beweging brengt. Anders dan de mens heeft de vos totaal geen interesse in zichzelf of in dat wat achter hem ligt.
Voor Elias, zo’n anderhalf jaar oud, lag de wereld ook altijd buiten hemzelf. Lachen deed hij omdat de wereld lachte en als hij huilde, deed hij dat niet omdat hij ergens over inzat, maar omdat hij iets verlangde dat hij op geen andere manier kon bemachtigen. In de spiegel zag hij een kind dat hetzelfde deed als hij, een boezemvriend, maar hoe dat spiegelbeeld zich gedroeg was even bevreemdend als dat het begrijpelijk was. Maar nu heeft hij zichzelf ontdekt, glunderde Eeva vanochtend. Om het te demonstreren had ze het fotoboek uit de kast gepakt. Zijn gebrabbel was als altijd: mamma, pappa, pappa, mamma. Toen hij zichzelf op een foto ontdekte, deed hij echter iets wat hij nog nooit eerder had gedaan: hij prikte de wijsvinger op zijn borst.
Buiten, hardlopend door het witte landschap, voel ik me gemakkelijker thuis dan in de binnenwereld van de mens. Zodra ik de rivier ben overgestoken en het pad zich wegdraait van de medemens is het alsof de kunstmatig opgeworpen dijken breken en het water van de gedachtestroom eindelijk vrij zijn weg kan vinden. Ik denk weleens dat die vrijheid van het buitenzijn het schrijven van fictie ten goede komt, maar inmiddels weet ik wel beter. Dat waarvan ik dacht dat het fictie was, is realiteit, en andersom. Als er iets fictief is, dan is dat het narratief van de beschaving. We geloven in een wereld van beton en roestvrij staal, een wereld die gedragen wordt door robuuste fundamenten. We geloven in natuurwetten en in getallen, we geloven in de moraal, in een geschiedenis die vastligt en een toekomst die open is. We geloven in een wereld die we zelf hebben ingericht. We geloven in onszelf, en onze kleine Elias heeft die wereld zojuist betreden.
Als ik hardloop, als ik met de buitenwereld alleen ben en de kou voel, dieren zie die met alles bezig zijn behalve zichzelf, begrijp ik dat alleen die wereld tastbaar is. Als de vos geen prooi vindt, verzwakt hij en gaat hij dood. Als het dier geen vrouwtje vindt om mee te paren, sterft de soort uit. En hoewel die dieren veel meer dan wij bezig zijn te overleven, beseffen ze niet wie of wat ze zijn. De vos bestaat niet eens voor zichzelf. En verdorie, met een schok besef ik dat hij daar gelijk in heeft. Ineens krijg ik een verschrikkelijke haast naar huis, alsof ik Elias nog kan waarschuwen.
Het is te laat. Voortaan is het voor hem ondenkbaar dat hij niet bestaat. Hij is ongeneeslijk ziek, de vinger op de borst is een onmiskenbaar symptoom. Hij kan niet meer anders dan geloven in dat gevaarlijke drogbeeld van de ik. De vos heeft gelijk: alleen de ander bestaat. De ik is een verleidelijk verzinsel want als ik voor jou besta en jij voor mij, dan moet ik ook voor mezelf bestaan. Het lijkt een eenvoudige optelsom die ons eigen bestaan onweerlegbaar vaststelt, maar in feite is het dialectiek die ons op een dwaalspoor zet. Ons zelfbewustzijn is ons zelfbedrog. In werkelijkheid bestaan we alleen voor de vos die ons ruikt en voor de minnaar en zijn of haar gestreelde zinnen.
Wie in zichzelf gelooft, gelooft in een wereld die anders is dan de wereld van de ander omdat onze belevingswerelden nooit volledig identiek kunnen zijn. Onze zogenaamd realistische wereld, de maatschappij met zijn mores en sores, is dus een verzinsel. We geloven in het narratief van de beschaving omdat het ons geborgenheid verleent. Alleen als we op onszelf worden teruggeworpen, in een mistige, sneeuwwitte buitenwereld, of als we ons geconfronteerd zien met pijn, ziekte of kou, vangen we een glimp op van de werkelijkheid waarin alleen de ander bestaat en wij zelf hoogstens betekenis hebben in de beleving van de ander.
Pingback: Wat je moet doen als je ontvoerd bent (vangst #48) – Aanlegplaats