Eens stad der steden (1)

Het is moeilijk voor te stellen dat Slauerhoff hier eens is geweest. Het is ook niet zo, niet in deze stad, met haar drukke weg over de oevers van de Taag, waar geen fado meer te horen is. Er valt nauwelijks te flaneren en de saudade heeft plaats gemaakt voor security guards. Was het wiel maar honderd jaar later uitgevonden, denk ik vaak – wat maakt dat nou uit, die honderd jaar in de menselijke geschiedenis? Als alle technologische ontwikkeling honderd jaar later was geweest, hadden we nu de eerste wereldoorlog zowat achter de rug. Mijn astma zou, ook in die tijd, geen schaduw van die van Slauerhoff zijn geweest, misschien had ik de tuberculose ontlopen. Als ik in zijn tijd had geleefd, zou ik hem hebben liefgehad als een broer, wat ik nu trouwens ook doe, ondanks die ene eeuw tussen ons in.

Tussen twee haakjes, het grootste probleem van deze tijd is misschien niet de onverdraagzaamheid, maar die vervloekte overbevolking. Als een flink virus de wetenschappers de baas is en de wereldbevolking tot een tiende uitdunt, komt er misschien ooit nog zoiets als een biologisch evenwicht. Dat schoot door me heen toen ik vanmorgen over Frankrijk vloog, de dorpjes in een groen landschap zak liggen maar wist dat het volk niet at van het landschap eromheen, maar grotendeels voedsel tot zich nam dat van ver kwam. Overbevolking en grootschaligheid, dat is het probleem.

Lisboa – nee, de stad is niet wat ze geweest moet zijn. De heuvels liggen er nog wel, met hun huizen en kerken ertegenaan, de straten als touwtjes van een rollade. Langs die touwtjes klimmen minitrams omhoog en omlaag, ze hebben iets plechtstatigs, iets van vroeger, maar de fado? Her en der klinkt ze wel, maar dan stel ik me voor dat de muziek tot vervelens toe wordt gedraaid, in leven gehouden door het toerisme.

Het reizen is iets waar het individu de vruchten van plukt, maar het put de samenleving uit. Als gevolg van de globalisering, willen we overal ter wereld dezelfde muziek horen, hetzelfde eten, dezelfde architectuur. Remco Koolhaas past in iedere stad. Mooi voor Remco Koolhaas, maar het levert ons eenheidsworst op.

Vandaag wandelde ik om een geschikte plek te zoeken om te eten en te schrijven. Ik doorkruiste Chiado en Alfama, kocht Engelstalige bundel van Pessoa bij een winkel die zich de oudste boekenwinkel ter wereld noemde en uiteindelijk kwam ik bij een onvermijdelijk eigentijds tentje in het centrum van het toeristengebied. Ik at wat vegetarisch en toen ik hongerig bleef toch wat vlees, daarna wandelde ik door om nog een tweede wijn te plukken bij Frutaria Saldanha na even aan het eind van het straatje te hebben uitgekeken over de zwartheid van de nachtelijke Taag, en de enorme brug en het verlichte Jezusbeeld aan de overkant van het water. Er reden nog steeds auto’s over de oevers, maar het geluid drong niet door tot de plek waar ik stond. Stil was het nou ook weer niet, maar op de een of andere manier… gemoedelijk, zwoel…

Hoe zijn onze steden over vijftig, honderd jaar?

De nacht was helder. Misschien onbewust speurend naar het noorderlicht, wat hier natuurlijk niet te zien was, zag ik Orion, veel hoger en kleiner dan ik gewend was. Dat, en de overgang van -16 graden ‘s ochtends in Rovaniemi en +15 overdag in Lissabon, maakt de overbrugde afstand aanzienlijk. De wereld was veel kleiner of Europa veel groter dan ik altijd dacht. En de glazen werden voller geschonken voor veel minder geld, en even later zwalkte ik aangeschoten door de steegjes terug naar mijn hotel. Na negenen waren de boekwinkels nog steeds open, en ik vroeg me af of dat een gevolg of een voorwaarde was van een waarlijk literaire stad.

(10) Haast je langzaam

Donderdagochtend -de geplande baantraining van 3x 5×400 besluit ik om te zetten in 9×1000 omdat ik drie weken voor de marathon toch wel een combinatie van snelheid en duur wil trainen. Bij het eerste baantempo merk ik echter dat de souplesse er even niet is, met moeite loop ik 3’12, dus pas ik alsnog mijn training aan, enkele duizendjes afgewisseld met 400tjes die de souplesse en de snelheid terugbrengen. Uiteindelijk draait het super, in de korte pauzes herstelt mijn hartslag zich snel, wat betekent dat de vorm heel goed is.

Dat de trainingsweken zich gaan uitbetalen voelde ik de afgelopen dagen al, de trainingen gaan me gemakkelijk af. Deze weken wordt de trainingsomvang langzaam wat afgebouwd maar daarvoor in de plaats relatief meer snelheid in duurlopen en wat intensievere training.

Donderdagavond ga ik naar de baantraining van Bram Wassenaar, bij mijn oude trainingsgroep, voor de loopscholing, gezelligheid en het contact met mijn leermeester die weer van partij is na zijn tweede heupvervanging. Na de loopscholing volgt in plaats van een baantraining een kort duurloopje via Diemen, over de Nesciobrug naar IJburg, waar ik het IJmeer opzoek. Even blijf ik daar staan. Onder het geklots van de golven tegen de keien van de Haanstrakade kijk ik uit over de Zuiderzee, die in het donker even goed het eind van de wereld zou kunnen zijn.

Water brengt me rust, een moment van bezinning, daarom loop ik graag langs de zee en langs rivieren. Nog ruim twee weken voor de marathon, wat zal die me brengen? Zou het in de sterren geschreven zijn? Een vlaag, een zucht van Kaikias, ik draai me om. Daar staat Orion aan de hemel, de jager die me eeuwenlang blijft achtervolgen. Gegroet, ik ben er bijna klaar voor!

Week 12 (vrij)

Maandagochtend: duurloop 70min DI tot DII (UT, hartjesbos, lekker weer)

Maandagavond: loslopen 45min, rompstabiliteit

Dinsdagochtend: tempoduurloop 30min DI – 20min DII – 5min DI – 15min DIIaIII – 5min DI – 10min DIII – 5min DI – 5min DIV – 5min DI (naar / door Witte Veen, zonnig)

Dinsdagavond: loslopen 40min + loopscholing / techniekloop

Woensdagochtend: duurloop 2uur7 (Twekkelo – Boekelo – Buurserzand)

Donderdagochtend: baantraining inloopbaan bij Olympisch Stadion: 3x (1000 – 5×400), duizendjes 3’12 – 3’04, 400tjes 76–70sec. Zonnig, nog wat fris, training ging uiteindelijk heel lekker.

Donderdagavond: loopscholing, loslopen 45min naar het IJmeer.

Vrijdagochtend: 80min duurloop, 50min DI – 30min DII (Glanerbrug, Lonneker)

Zaterdagochtend: 45min DI +  5x200m versnellingsloop op sintelbaan bij de universiteit.

Zondagmiddag: Venloop ½ marathon.

Zondagavond: 40min DI

Vorm

Een goede marathonvoorbereiding is een sterk staaltje periodisering, in fases uitbreiden van de training, balanceren op de grens van je belastbaarheid, en vervolgens geleidelijk rust nemen (tapering) om op het juiste moment in topvorm te zijn. Op die ene dag moet het gebeuren. Of het de eerste zomerdag wordt of de laatste winterdag weten we nog niet. De regen kan met bakken uit de hemel vallen en de wind kan roet in het eten gooien, zeker in het Westen van het land weet j niet wat je kunt verwachten.

Maar voor het zover is gebeurt er veel met het lichaam. Het krijg veel verschillende prikkels te verwerken, wordt moe, rust uit en wordt steeds sterker. Omdat wedstrijden ook weer extra rust vragen moet je in slechts een paar wedstrijden aftasten hoe sterk je bent, zeker als je op een bepaald tijdsschema wilt gaan lopen.

De Venloop zou voor mij een belangrijk moment zijn om bevestiging te vinden van de vorm. Toch blijft het nog maar de vraag of de vorm twee weken later vergelijkbaar is, zo liep ik in oktober bijvoorbeeld een slechte 10km maar zou ik twee weken later wel een perfecte marathon lopen. In Venlo gelden vreemde wetten: Spooj dich lanksaam, gebroèk diene kieëbus (1). Niets daarvan vandaag, liever houd ik me bij Slauerhoff: Ik leef voortaan alleen naar daad en krachten, vervloek mijn dromen en wantrouw gedachten(2).

Maar vandaag is alles zoals het nooit geweest is: zonder al te hoge verwachtingen loop ik een persoonlijk record. Nee, niet één maar wel vier! Bij de doorkomst op 10km kan ik het niet nalaten even te juichen, want het eerste record is al binnen. Het blijft een raadsel waarom je op bepaalde momenten boven jezelf kan uitsteigen.

Na de wedstrijd spreekt Carel van Nisselroy me aan, of ik wel een positief stukje wil schrijven over de wedstrijd. Hoe kan ik anders: een gezellige wedstrijd met ongelofelijk veel toeschouwers langs de weg – ik wist niet eens dat er zoveel mensen in Limburg wonen! Daarnaast was er een goed veld van Europese atleten waaraan ik me goed op kon trekken. Zelfs de wind op de Maasbrug kon me niet deren! Hardlopen is een feest in Venlo. Carel, mag ik volgend jaar terugkomen?

(1) Festina lente, cauta fac omnia Mente weergegeven in lokale bewoordingen. In Nederland zou men zeggen: Haast je langzaam, doe alles met verstand.

(2) uit ‘De Mensch’ van Slauerhoff (Herdenken)